Ambtshalve geen indexering van partneralimentatie wegens structureel slechtere bedrijfsresultaten
In deze zaak is het huwelijk van partijen in 2015 door echtscheiding ontbonden. De Rechtbank heeft – conform hetgeen tussen partijen afgesproken in het echtscheidingsconvenant – de door M aan V te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.658,– per maand. M is zelfstandige.
M verzoekt de Rechtbank, zich beroepende op gewijzigde omstandigheden, om de door hem te betalen partneralimentatie te verminderen tot een bedrag van € 952,– per maand.
De Rechtbank constateert dat de winst uit de onderneming van M de afgelopen jaren slechts is afgenomen. Geen sprake is (meer) van fluctuerende resultaten van de onderneming. Om die reden acht de Rechtbank het redelijk om het bedrag dat M vanaf het moment van de vaststelling van zijn onderhoudsverplichting geacht mag worden te kunnen onttrekken aan de onderneming, te relateren aan de winst uit onderneming in het voorlaatste jaar (2017) en deze te bepalen op € 49.985,–.
De Rechtbank volgt de (uitgangspunten van de) berekening van M en concludeert dat een partnerbijdrage van € 952,– per maand in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is.
Op grond van artikel 1:402a lid 5 BW kan de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak of bij overeenkomst geheel of voor een bepaalde tijdsduur worden uitgesloten. Uitgangspunt is dat de uitsluiting van de wettelijke indexering door de rechter gebaseerd dient te zijn op de omstandigheid dat de veronderstelling waarvan de wet in artikel 1:402a lid 1 BW uitgaat, te weten dat het inkomen van de alimentatieplichtige bij overigens gelijkblijvende omstandigheden wijziging ondergaat overeenkomstig het daar vermelde algemene indexcijfer, in het door de rechter te beslissen individuele geval niet opgaat (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 7 oktober 1994).
Gelet op de (dalende) trend van de bedrijfsresultaten van M, ziet de Rechtbank aanleiding om ambtshalve te beslissen dat de wettelijke indexering van de partneralimentatie wordt uitgesloten.
De uitspraak is hier na te lezen.